Boerderijwinkels worden beperkt

  • West-Friesland
  • Regio West
  • Noord-Holland
  • Ondernemerschap

Agrariërs met een boerderijwinkel in West-Friesland krijgen te maken met strengere regels. De zeven gemeenten in deze regio hebben namelijk een nieuwe detailhandelsvisie aangenomen. ‘Met strenge en beperkende regels’, zegt voorzitter Trude Buysman van LTO Noord-afdeling West-Friesland.

Maximaal 10 procent van het assortiment mag bestaan uit producten van (collega-)ondernemers en streekwinkels, de oppervlakte van de boerderijwinkel mag niet meer zijn dan 50 vierkante meter en alleen worden bemand door de agrarisch ondernemer, familie of een medewerker. ‘Dat zijn strenge en beperkende regels’, vindt Buysman. ‘Dat gaat ten koste van de toekomstbestendigheid van boerderijwinkels in West-Friesland en de leefbaarheid op het platteland.’

De nieuwe visie is bedoeld om de concurrentie met supermarkten in dorpskernen te beperken. De gemeenten moeten de komende periode deze visie gaan toepassen in hun beleid en daarop handhaven.

‘Daar zijn wij kritisch op’, zegt de afdelingsvoorzitter. ‘Wij zijn nooit bij deze visie betrokken geweest. Dat is jammer. Samen met een aantal agrariërs met een boerderijwinkel ga ik de boer op naar alle gemeenten in West-Friesland om het gesprek aan te gaan. Ook dienen we vanuit LTO Noord een zienswijze in. We zetten alles op alles en hopen dat de gemeenten het beleid gaan versoepelen.’

Van grote meerwaarde

Volgens Buysman zijn boerderijwinkels in West-Friesland van grote meerwaarde op het platteland. ‘We tellen er een stuk of twintig en er komen nog steeds meer bij.’ Dat is volgens haar een positieve ontwikkeling. ‘De winkels op het boerenerf bieden kansen voor agrariërs, dragen bij aan de leefbaarheid op het platteland en stimuleren het consumeren van lokaal voedsel’, licht ze toe.

‘Geen winkel is hetzelfde. De een verkoopt truien van wol van hun alpaca’s en de ander verkoopt kaas, melk, vlees of bloemen. Voor veel mensen is een boerderijwinkel bezoeken een uitje. Ze nemen ook een kijkje bij de koeien, schapen of varkens en maken een praatje met de boer of tuinder. Dat zorgt voor verbinding. Met dit beleid wordt dat de kop ingedrukt’, verwacht de afdelingsvoorzitter.

Melkveehouder Rens Kooijman is het met haar eens. Naast zijn melkveebedrijf runt hij samen met zijn vrouw Kitty en ouders een boerderijwinkel in Schellinkhout. ‘Vooral de 10 procentregel kan het hebben van een boerderijwinkel lastig gaan maken’, verwacht hij.

‘Naast onze eigen melk, vlees, boerenroomijs en kaas verkopen wij producten van collega-ondernemers en streekwinkels. Denk aan verschillende soorten zuivel, honing van de lokale imker en eieren van een weidekip, maar ook aan seizoensproducten zoals aardbeien, bloemkool en fruit van lokale telers. We versterken elkaar. Een boerderijwinkel moet het hele jaar rendabel zijn. Daarom zijn samenwerkingen en een breder assortiment essentieel. Het zou zonde zijn als die samenwerking kapot wordt gemaakt’, legt Kooijman uit.

‘Daarnaast wordt het ondernemerschap nog lastiger. Agrariërs staan voor een keuze om het bedrijf toekomstbestendig te houden. Gaan zij voor groei, wat al bijna onmogelijk is door het beleid, of voor extensivering en een neventak, zoals een boerderijwinkel? Ook dat wordt tegengewerkt’, vindt de melkveehouder.

Bron:

Tekst: Sandra Kuiper, Nieuwe Oogst | Foto: John Oud