Je leest de brief hier
Uit het advies blijkt dat er veiligheidsrisico’s aan het vaccin vastzitten omdat belangrijke informatie ontbreekt. LTO betreurt het dat er met dit besluit op korte termijn geen vaccin beschikbaar is, maar staat achter het besluit om het vaccin niet toe te laten. LTO blijft pleiten voor een spoedige ontwikkeling en productie van een vaccin, en dringt bij het ministerie aan op meer onderzoek.
Een vaccin is belangrijk: LTO blijft daar voor pleiten en daar druk op zetten. Het is de enige manier om de schade die het blauwtongvirus nu veroorzaakt te stoppen. Echter moet dat wel op een veilige manier gebeuren. Ervaringen uit het verleden, toen in 2006/2007 blauwtong type 6 werd binnengebracht via een vaccin, leren dat een vaccin dat niet alle eisen voldoet meer schade veroorzaakt dan oplost. Ook deskundigen geven aan dat er een risico bestaat dat via vaccins waarvan de veiligheid niet is gegarandeerd en waarvan de effectiviteit niet is aangetoond, insleep van andere blauwtongvirus-serotypen, of zelfs andere virussen, plaats kan vinden.
De genoemde veiligheidsrisico’s bij het Zuid-Afrikaanse blauwtongvaccin Blu-Vax zijn:
- Er is een klein risico op de aanwezigheid van andere virussen
- Klein risico op aanwezigheid van niet-geïnactiveerde blauwtongvirussen die in het vaccin aanwezig zijn
- Er is twijfel over de werkzaamheid van het Blu-Vax vaccin tegen BTV-serotype 3
Ondertussen gaan de gesprekken met farmaceuten in Europa door. Ook LTO gaat actief het gesprek aan om te zorgen dat er zo snel mogelijk een werkzaam vaccin wordt ontwikkeld en geproduceerd. Gezien de huidige verspreiding en de mogelijke gevolgen gedurende het voorjaar zal afname van het vaccin door veehouders geen issue moeten zijn.
Meer inzichten nodig
Naast de ontwikkeling van een vaccin blijft LTO pleiten voor opvolging van de besmette bedrijven. Met name om meer kennis op te doen van de klinische verschijnselen, maar ook van de sterfte en verschillen tussen bedrijven. Bovendien zorgt data monitoring voor meer inzichten over de verspreiding van het virus. In de kamerbrief geeft minister Adema aan dat het ministerie vooral meer inzicht wil in de kliniek. LTO dringt erop aan dat er ook meer zicht moet komen op prevalentie (bij zowel schapen, runderen als geiten) en ook de effecten in de tijd. Dit kan door te kijken naar sterftecijfers, en metingen via tankmelkmonsters bij runderen en geiten.
Ook wil LTO meer inzicht in prevalentie op bedrijven met klinische verschijnselen: het is belangrijk om te weten of alle dieren nu een besmetting hebben doorgemaakt, en of er dieren zijn die wel besmet zijn geweest maar geen symptomen vertoonden. Vooralsnog worden deze onderzoeken nog niet opgepakt. LTO dringt er op aan dat dit wordt opgepakt via de monitoring binnen het Diergezondheidsfonds.