De oproep om te reageren op de internetconsultatie leverde maar liefst 3.650 reacties gekomen van boeren en partijen in en rond de sector. Ook voerde LTO Nederland met andere partijen intensieve gesprekken met de ministeries van LNV en IenW over zowel de maatwerkaanpak als alternatieven voor de voorgestelde onwerkbare generieke regels. Deze inspanningen vanuit de sector werden onderstreept in diverse aangenomen Kamermoties. In het definitieve 7e APN zijn veel van de voorstellen vanuit de sector overgenomen.
Toch blijft het programma nog steeds een grote impact op boeren, tuinders en loonwerkers houden, mede door de compenserende maatregelen om met de aanpassingen hetzelfde doelbereik op waterkwaliteit na te streven. Daarom werkt LTO Nederland samen met andere partijen aan een alternatief, met als uitgangspunt dat ondernemers een keuzemogelijkheid krijgen hoe zij aan het verbeteren van grond- en oppervlaktewaterkwaliteit willen gaan werken: óf via een generieke aanpak (het 7e APN), óf via een uitgewerkte maatwerkaanpak.
Met de Kamerbrief van 26 november jl. heeft het ministerie van LNV aangegeven welke wijzigingen doorgevoerd zijn ten opzichte van het ontwerp 7e APN welke in september is gepubliceerd. LTO Nederland heeft deze voor u onder elkaar gezet. Hieronder een opsomming van de meest belangrijke aanpassingen.
Rotatie rustgewassen
WAS
- Per 2023 rustgewassen in de rotatie 1 keer in de 4 jaar op alle percelen en per 2027 rustgewassen in de rotatie 1 keer in de 3 jaar op alle percelen.
EN IS NU
- De verplichte rotatie met rustgewassen zal alleen worden doorgevoerd voor zand- en lössgronden, met uitzondering van biologische en langjarige teelten.
- Voor klei- en veengronden dus geen verplichte rotatie met rustgewassen.
Inzaaidatum vanggewassen
WAS
- Per 2023 vanggewassen na de hoofdteelt op 60% van het areaal op zand- en lössgronden. Na maisteelt blijft een vanggewas altijd verplicht.
- Per 2027 vanggewassen na de hoofdteelt op 100% van het areaal op zand- en lössgronden.
- Vanggewas dient voor 1 oktober gezaaid te worden (een wintergewas als hoofdteelt tot 31 oktober).Per 1 januari 2023 vervalt de stikstofgebruiksnorm voor groenbemesters.
EN IS NU
- Per 2023 verplichte inzaai van een vanggewas na de hoofdteelt op 100% van het areaal op zand- en lössgronden. Het melden van maispercelen komt hierbij te vervallen.
- Er wordt een permanente commissie ingesteld die gaat adviseren over de verplichte inzaaidatum van een vanggewas na maisteelt.
- Ook wordt er een commissie ingesteld die zich gaat richten op het vervroegen van de teelt en de oogst van mais.
- Winterteelten worden uitgezonderd. De Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) zal hierover een advies uitbrengen. Gedacht kan worden aan meerjarige teelten en gewassen met een bewezen hoge stikstofbenutting in het najaar en de winter.
- Stimuleren van inzaai van een vanggewas uiterlijk 1 oktober voor niet-mais gewassen en niet-winterteelten op zand- en lössgrond door een gedifferentieerde korting op de gebruiksnorm van het jaar erop. Het vanggewas dient tot minimaal 1 februari te blijven staan.
- Niet-vlinderbloemige groenbemesters gezaaid voor 1 september na granen, graszaad of koolzaad behouden een stikstofgebruikersnorm (wel wordt deze aangepast), maar dan moet het wel staan tot 1 februari.
- Als compenserende maatregelen heeft LNV ervoor gekozen om de uitrijdperiode te verkorten (uitrijden bouwland per 15 maart) en in te perken in het najaar (na 1 augustus voor bouwland beperkt tot maximaal 60 kg N/ha uit dunne fractie dierlijke mest en drijfmest).
- Daarnaast heeft LNV ervoor gekozen om de in het ontwerp 7e AP voorgenomen verruiming van de uitrijdperiode voor vaste mest op zand- en lössgrond met twee weken (van 1 september naar 15 september) niet door te voeren.
Grasareaal op graasdierbedrijven
WAS
- Per 2023 minimaal 60% rustgewas op het areaal in gebruik bij graasdierbedrijven.
- Per 2027 minimaal 70% rustgewas op het areaal in gebruik bij graasdierbedrijven, waarvan minstens de helft permanent grasland (> 5 jaar).
EN IS NU
- Melkveehouderij- en rundveehouderijbedrijven (zoog- en weidekoeien) dienen een aandeel grasland op hun eigen areaal te bezitten, waarvan een deel permanent grasland (> 5 jaar). Dit zal gekoppeld worden aan de invoering van het spoor grondgebondenheid zoals voorgenomen in haar contouren van het toekomstige mestbeleid. De invulling hiervan wordt in een traject met de sector nader uitgewerkt.
- Deze eis gaat alleen voor melkvee- en rundveehouderijen (zoog- en weidekoeien) gelden en dus niet alle graasdierbedrijven. Het type graasdierbedrijven die feitelijk hokdieren zijn zullen daarmee niet aan het verplichte areaal grasland hoeven te voldoen.
- Het eerder aangekondigde minimale percentage rustgewassen en permanent grasland bij graasdierbedrijven wordt niet vastgelegd in het actieplan.
Teeltvrije zones
WAS
- 5 meter bij ecologisch kwetsbare waterlopen en Kaderrichtlijn Water (KRW)-waterlichamen.
- 2 meter bij overige watervoerende wateren.
- Op aanwijzing van waterbeheerders (gebaseerd op wetenschappelijk opgestelde leidraad) op bepaalde locaties mogelijk smallere teeltvrije zones.
- Teeltvrije zones tellen niet mee in de mestplaatsingsruimte.
EN IS NU
- Er komt een wetenschappelijke leidraad. Bij deze leidraad zal nadrukkelijk ook de huidige oppervlaktewaterkwaliteit als criterium worden meegenomen. Hiermee worden wateren waar de waterkwaliteit al voldoet, ontzien van bredere teeltvrije zones.
- Bij grasland kan indien een teeltvrije zone van toepassing is een breedte van 1 meter i.p.v. 2 meter worden gehanteerd indien deze zone uit kruidenrijk grasland bestaat (behalve bij KRW-waterlichamen en ecologisch kwetsbare waterlopen).
- Beweiding blijft op teeltvrije zones mogelijk, maar het niet meetellen van de teeltvrije zone in de plaatsingsruimte moet nader worden uitgewerkt met waar nodig een (grondsoort- en gewasafhankelijke) beperkte, generieke verlaging van de totaal stikstofgebruiksnorm.
- De wet Verantwoorde en grondgebonden groei melkveehouderij zal ingetrokken worden en de definiëring van grondgebondenheid in de fosfaatbankregeling zal zodanig ingevuld worden dat teeltvrije zones de voor de fosfaatbank vereiste grondgebondenheid niet beïnvloeden.