Een van de onduidelijkheden is de rol die de provincies krijgen bij de ontwikkeling en uitvoering van beleid. Dat komt doordat het groot opgetuigde Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) niet tot uitvoering is gekomen.
Dat het NPLG nog niet werkt, heeft meerdere redenen. Het is vijf jaar na de PAS-uitspraak. En we zijn twee kabinetten en drie ministers van landbouw verder. Er is nog steeds geen oplossing voor het regelen van harde natuurvergunningen. Geen vergunning is geen bewegingsvrijheid. Daarnaast kwam er geen ‘perspectiefbrief’ van de opeenvolgende ministers van LNV. En ook geen werkbaar landbouwakkoord. Drie keer niks.
Wordt nu de rol van provincies kleiner door het nieuwe kabinet? Ik verwacht het wel. Minder budget en meer landelijke oplossingen. Ik heb grote zorg over landbouwkundige en -economische kennis op provinciehuizen. Die werd net met veel inspanningen opgebouwd.
De zaak rond kennis heeft twee kanten. Een is dat er weinig landbouwbeleid wordt gemaakt op een provinciehuis, dus weinig medewerkers. Veel meer in Den Haag en vooral Brussel. Wel is er veel ander beleid in provinciehuizen dat ons (in)direct raakt. Bijvoorbeeld de afdeling ‘natuur’ is heel groot en kan veel impact hebben op de land- en tuinbouw. Gebrekkige kennis of persoonlijke voorkeuren kunnen ontwrichtend werken.
De tweede kant is dat er nieuwe belangrijke ontwikkelingen zijn rond de land- en tuinbouw. Schoner produceren en voedselzekerheid zoals in de vorm van een Europese voedselstrategie. Afgeleiden daarvan zijn een vitaal platteland met voldoende ondernemingsruimte en bescherming van landbouwgrond. Provincies, let op dat de land- en tuinbouwsector nu de juiste aandacht krijgt die hij verdient!