Daarnaast is op het gebied van belangenbehartiging veel te doen en ook privé maakten we het een en ander mee.
Op vakantie dus. Naar de kust van Normandië. Ondanks dat we er echt even uit waren, is de boerderij nooit ver weg. Zeker niet met zoons van twaalf en veertien jaar die houden van het leven op de boerderij. Genietend van het mooie weer op het strand, vragen zij: ‘is het in Nederland ook mooi weer?’ en ‘gaat Tiemen (onze medewerker) dan wel inkuilen?’ Bij het horen dat dit inderdaad met de loonwerker besproken is, is er een lichte teleurstelling omdat ze dat moeten missen.
Naast de vakantieactiviteiten is er altijd even oog voor de landbouw. ‘Wat een mooie trekker’, ‘wat veel akkerbouw hier’, ‘hé hebben we die machine ook in Nederland?’. Zelf ben ik nooit gepusht om voor de agrarische sector te kiezen, het was mijn eigen keuze, ondernemen in de agrarische sector trok mij. Zo gaan wij ook met onze kinderen om. Wat hun keuze gaat worden weet ik uiteraard nu nog niet.
Maar in alle eerlijkheid merk ik dat ik er stiekem wel een beetje van geniet dat bij hen de interesse en het oog voor landbouw er is. Tegelijkertijd heb ik zorg als ik ze tijdens vakantie de vraag hoor stellen of het niet leuker zou zijn om in Frankrijk boer te zijn. Of Canada, voegen ze eraan toe. Ik vraag: ‘waarom?’ De negatieve en veroordelende toon van de, in hun ogen, groep mensen die heel ver van de landbouw afstaat, is de reden die op hen demotiverend werkt.
Thuisgekomen is er eerst de hartelijke begroeting van de hond om daarna gauw te kijken hoe groot die graskuil is. De jeugd heeft de toekomst, belangrijk dat niet een kleine groep in de samenleving daar een te zware stempel op drukt.