LTO Noord stuurt in Gelders landelijk gebied op 3 punten bij in energietransitie

  • Gelderland
  • Regio Oost

LTO Noord heeft een eigen zienswijze ingediend op het concept wijzigingsplan voor de omgevingsverordening van provincie Gelderland. Samen met onze afdelingen in Gelderland en de afdelingen van de ZLTO in Zuid-Gelderland reageren we om zo de belangen van de agrarische sector in de plannen mee te laten nemen.

Gelderland telt zes Regionale Energiestrategieën (RES). In deze RES’en zoeken gemeenten samen met de provincie, waterschappen en netbeheerders naar goede plekken voor zonnevelden en windturbines. Doel is om via deze energietransitie in 2050 energieneutraal te zijn. 

Waar maken wij ons sterk voor?

Regiobestuurder Oost van LTO Noord Martien Nillessen, met de portefeuille Energie en Ruimtelijke ordening, omschrijft de moraal van de visie van LTO Noord: “De energie die niet het net op hoeft is de beste energie. Dat levert een brede deelname en bewustzijn op rond de energietransitie en kent nauwelijks draagvlakproblemen. Daar willen wij met onze bijdrage aan de omgevingsverordening ons sterk voor maken.”

Drie aandachtspunten voor de provincie en RES’en

Op het onderdeel energie missen wij namelijk drie belangrijke actuele elementen:

  1. De overheidsambitie voor meer zon/wind leidt tot hoge maatschappelijke kosten. Bovendien botst deze ambitie met een tekortschietende infrastructuur en toenemende netwerkcongestie. Wij pleiten daarom voor meer beweging van onder af, door lokale initiatieven van bewoners en ondernemers. Dat stimuleert veel meer de energietransitie.
  2. Inzake de winning van zonne-energie op landbouwgrond pleiten wij voor meervoudig gebruik. Daarbij moet de agrarische bestemming voor de bedrijfsmatige benutting overeind blijven. We zien als oplossing bijvoorbeeld verticale zonnepanelen met een afstand van 12 meter waartussen dan nog gewoon gras geteeld kan worden. Ook teeltondersteunde voorzieningen zoals regenkappen bij kersen of frambozenteelt zou een combi kunnen zijn.
  3. Wij pleiten voor de snelle ontwikkeling van meer kleinschalige installaties, zoals zon-op-dak, mestvergisters of kleine windmolens. In de RES-plannen zijn deze installaties opgenomen met een autonome groei van 7%, maar ze realiseren al drie jaar op rij een drievoudige opbrengst. Wij vinden dat vanuit de tekortschietende netcapaciteit opwek voor zelfvoorzienendheid met deze kleinschalige installaties meer mogelijkheden moeten krijgen. Daarnaast kan het een extra verdienmodel vormen voor agrarische ondernemers in een tijd waarin we volop naar aantoonbare verdienmodellen zoeken.